28 mei 2024

Inspelen op klimaatrisico’s: hoe creëren we draagvlak én draagkracht? (PRO)

Lindy Kuit Leestijd: 9 minuten

Op dinsdag 19 maart kwam voor de eerste keer dit jaar het Platform Ruimtelijk Ontwerp samen. Het PRO bestaat uit bijeenkomsten met professionals uit de Rotterdamse ontwerpsector, architectuurcultuur en de gemeente Rotterdam. Het doel is elke sessie weer om een open gedachtewisseling te houden over de ruimtelijke opgaven in Rotterdam en zo ontmoeting en kennisdeling te stimuleren.

 

Deze eerste PRO-bijeenkomst van 2024 had de vorm van een expertsessie. Hierbij sloten niet alleen ontwerpers aan, maar deze keer specifiek ook financierders, verzekeraars, beleggers en specialisten van woningcorporaties en adviesbureaus. Uit de PRO-bijeenkomsten van vorig jaar kwam ‘2050 is nu’ als belangrijkste thema naar voren. Want het veranderende klimaat vereist nu een adaptieve langetermijnvisie op de ontwikkelketen en een intensieve samenwerking tussen verschillende partijen. Welke klimaatrisico’s zien alle deelnemers binnen hun eigen sector? Welke uitdagingen en successen ervaren zij bij het omgaan met deze risico’s, zowel op operationeel als strategisch niveau? Hoe spelen we op een holistische manier in op de genoemde klimaatrisico’s? En wat is hierbij de rol van de ontwerper? Daarover gingen we tijdens deze expertsessie met elkaar in gesprek.

 

Schatplichtig aan traditie

“Ooit zullen we met een zucht van verlichting dit land teruggeven aan de zee.” Walter de Vries, planoloog bij de gemeente Rotterdam maar vandaag ook moderator van deze expertsessie, opent de middag met een quote van Johan van Veen, waterstaatkundig ingenieur en geestelijk vader van het Deltaplan. “Er zit iets van een opluchting in”, vertelt De Vries, “maar er spreekt ook inventiviteit uit. Het verwijst naar het scheppingsvermogen van de Hollanders, naar het maken, ontwikkelen en beheren van land, zowel esthetisch, ruimtelijk als toekomstgericht. En eigenlijk moeten we wel voortbouwen op die traditie. Hoe houden we West-Nederland toekomstbestendig?”

 

Klimaatrisico’s bij de ontwikkeling van de stad

Voordat de deelnemers met elkaar in discussie gaan, volgen eerst drie prikkelende inleidingen van Nanco Dolman (Deltares), Bouke de Vries (Rabobank) en Gijs Kloek (Achmea). Dolman trapt af met een groot aantal inzichten op het gebied van klimaatrisico’s bij de ontwikkeling van de stad. Vanuit Deltares kijkt hij naar de fysieke effecten van klimaatverandering: zeespiegelstijging, rivierafvoer, droge periodes, temperatuur, neerslag en de watervoorraad. En naar de maatschappelijke kosten van die effecten. Vooral droogte bestempelt hij als sluipmoordenaar, vanwege de schade aan groen, funderingen en onze watervoorziening. Steden vormen hierbij kwetsbare, maar ook oplossingsrijke centra.

 

Dolman behandelt snel achter elkaar verschillende klimaatrapporten en -strategieën die essentieel zijn voor het begrijpen van de impact van klimaatverandering en het ontwikkelen van beleid en maatregelen om hiermee om te gaan. Rapporten en strategieën van bijvoorbeeld het IPCC en het KNMI, maar ook het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (DPRA) en De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS). Hoe zijn deze methodisch tot stand gekomen? En welke uitgangspunten stonden aan de basis? Vaak werd gekeken vanuit het ‘0-alternatief’: wat is de verwachte schade als we helemaal niets doen? Interessant is ook dat sommige perspectieven tot 2050 of nog vroeger reiken, maar binnenkort herijkt zullen worden tot 2100. Welke impact zal dit hebben? Tot slot stipt hij een onderzoek aan dat is gedaan naar (inter)nationale water-, klimaat- en woonlabels. Wat blijkt? Veel instanties gebruiken bij het toewijzen van deze labels (te) generieke data. Wat is wenselijker: liever geen labels dan onbetrouwbare labels?

 

“Ooit zullen we met een zucht van verlichting
dit land teruggeven aan de zee.”

Johan van Veen, geestelijk vader van het Deltaplan

 

Klimaatverandering en verzekeringsrisico’s

Gijs Kloek stapt naar voren voor de tweede introductie. Binnen Achmea is hij verantwoordelijk voor klimaatverandering en verzekeringsrisico’s. Ook heeft hij een leidende rol gespeeld bij de oprichting van het Platform voor Duurzame Financiering in 2016. Vanuit een daaraan gerelateerde werkgroep heeft hij aan een rapport gewerkt over hoe het klimaat verandert en wat de impact daarvan is op de economie en de gebouwde omgeving. Hieruit zijn een aantal conclusies of aanbevelingen voortgekomen die Kloek vandaag deelt. Zo pleit de werkgroep voor de invoering van een klimaatlabel voor gebouwen om kopers en aanbieders inzicht te geven in klimaatgerelateerde risico’s zoals overstromingen, funderingsschade en hittestress. Het rapport onderzoekt ook de financiële aspecten van klimaatadaptatie, zoals de rol van verzekeraars bij klimaatadaptief herstel en de invoering van een bijsluiter over verzekerbaarheid bij het klimaatlabel. “We willen graag dat risico’s verzekerbaar blijven”, benadrukt Kloek.

 

Groene investeringen: de EU Taxonomie

Kloek eindigt zijn intro met de EU Taxonomie: een classificatiesysteem waarmee investeerders en bedrijven kunnen aangeven welke investeringen wel en niet duurzaam zijn en op welke milieudoelen deze impact hebben. Kortom: hoe groen zijn investeringen eigenlijk? Een mooi linkje naar de derde en laatste introductie van Bouke de Vries, bestuursadviseur bij de Rabobank en voorzitter van de werkgroep Klimaat van de Nederlandse Vereniging van Banken. Hij vindt het belangrijk om te benadrukken wat de rol van financiële instellingen is. Wel: een groot deel van de economie financieren, verzekeren of daarin investeren. Risico’s inschatten, beprijzen, beperken en zo nodig (deels) uitsluiten. Niet: voor de Deltawerken betalen, dat gebeurt immers met publieke gelden.

 

Financiën mobiliseren voor adaptatie

Vanuit het perspectief van de grootbanken ziet Bouke de Vries verschillende risico’s die problemen kunnen worden als je ze op z’n beloop laat. Zoals funderingsrisico’s bij commercieel vastgoed, of verzilting in de landbouw. Wat financiële instellingen kunnen doen om die risico’s te beperken? Meer geld mobiliseren voor adaptatie. Bijvoorbeeld met groene obligaties, rentekortingen en impactleningen. Tegelijkertijd is het geven van alleen “korting niet genoeg”, geeft De Vries aan. Een “wenkend perspectief, gedragsverandering en een groenere, andere manier van bouwen” is misschien nog wel urgenter, waarmee hij de spreekwoordelijke bal naar de ontwerpers kaatst.

Na de introducties is het tijd voor het groepsgesprek. Welke risico’s, zorgen, uitdagingen of problemen ervaren alle deelnemers binnen hun eigen sector? En hoe anticiperen ze daarop?

 

Snelheid en draagvlak

Veel deelnemers maken zich allereerst zorgen om de huidige snelheid. De maatregelen om de bekende klimaatrisico’s het hoofd te kunnen bieden, gaan te langzaam. Er zijn ook grote verschillen in snelheid: nieuwe gebiedsontwikkelingen worden klimaatproof opgeleverd, terwijl de bestaande stad achterblijft. Zo worden de verschillen tussen de bestaande en nieuwe wijken alleen maar groter.

 

De focus ligt nog te veel op de korte termijn ten koste van de benodigde lange. Tegelijkertijd is dat langetermijndenken voor velen lastig, omdat er vaak wordt geredeneerd vanuit een worstcasescenario. Dat werkt verlammend. En we kunnen wel een wervend langetermijnperspectief schetsen, maar draagvlak speelt hierbij ook een grote rol: hoe krijg je iedereen mee, hoe houd je het voor iedereen begrijpelijk? En hoe haal je mensen op tijd over om de stappen te nemen die nodig zijn? “Iedereen heeft gezien wat er met de boeren is gebeurd; we willen niet 18 miljoen Nederlanders in gele hesjes”, merkt een ontwerper op. Beseffen dat de klimaattransitie niet alleen technologisch is, maar ook cultureel, is hierbij essentieel. “We moeten in gesprek blijven met elkaar om polarisatie te voorkomen”, stelt iemand van een culturele organisatie.

 

“Bij de mensen die wel een handelingsperspectief hebben, maar dat niet inzetten, zou een persoonlijke benadering kunnen werken”, gaat een specialist van een kennisorganisatie verder. “Welke verwijten gaan je (klein)kinderen je maken? En wat zegt dat over de dingen die je nu zou kunnen doen?”

 

“Welke verwijten gaan je (klein)kinderen je maken? En wat zegt dat over de dingen die je nu zou kunnen doen?”

 

Draagkracht en transitierisico’s

De deelnemers spreken niet alleen over draagvlak, maar ook over draagkracht. Naast fysieke klimaatrisico’s spelen transitierisico’s: het risico op achterblijvers, op burgers en bedrijven die niet op tijd kunnen meekomen met de transitie. Dit zou ook segregatie kunnen bevorderen. Een klimaatlabel is nuttig voor eigenaren, omdat investeringen om een woning klimaatbestendig(er) te maken resulteren in een beter label en daarmee een hogere waarde van de woning. Maar: als eigenaren daarvoor het geld niet hebben of überhaupt geen invloed hebben op het label, zullen veel huizen een laag energielabel krijgen. “Verleiden met subsidies heeft in zulke gevallen geen zin, maar bestraffen ook zeker niet. Die mensen zitten gewoon vast”, geeft een specialist van de gemeente aan.

 

Het gevolg is dat bestaande wijken vanwege klimaatrisico’s steeds goedkoper worden, waardoor mensen met de kleinste beurzen juist daar gaan wonen. Daardoor zou er een concentratie kunnen ontstaan van kwetsbare mensen in kwetsbare wijken. “We ontkomen niet aan een socialisering van de klimaatadaptatie-opgave. Die kunnen we in veel gevallen niet aan individuele huishoudens overlaten”, klinkt het in de zaal.

 

Geld genoeg

Als niet alle huishoudens de financiële middelen hebben om de transitie te kunnen maken, waar kunnen ze dan op terugvallen? “Er is geld genoeg, maar dat wordt alleen uitgegeven als het rendeert”, stelt een deelnemer die bij een bekende grootbank werkt. Dat is bij investeringen in energiebesparing en verduurzaming van de energievoorziening het geval, maar bij klimaatadaptatie wordt het vaak gezien als een kostenpost ter voorkoming van waardedaling. Banken denken mee over een aanpak hoe hierin te voorzien. “Er kan bijvoorbeeld aan een soort transitiefonds worden gedacht waarbij op een hele andere manier dan gebruikelijk wordt berekend of een investering gedaan of een lening verstrekt kan worden”, geeft dezelfde deelnemer aan.

 

Na twee uur is de expertsessie helaas al voorbij. Moderator Walter vraagt Hermen Borst, de kersverse directeur Stedelijke Inrichting bij de gemeente Rotterdam, om een laatste bespiegeling. Hij is er nog niet helemaal gerust op dat we het in het hier en nu goed doen voor (over)morgen. Hij pleit voor meer Rotterdamse bemoeienis met en een regionale doorvertaling van nationale plannen en scenario’s, zoals het Deltaprogramma. En hij haalt de noodzaak van een integrale samenwerking aan. “Uiteindelijk is het een opgave voor ons allemaal: van de overheid en de financiële sector tot de ontwerpers.”

 

Over het Platform Ruimtelijk Ontwerp

Met het Platform Ruimtelijk Ontwerp wil AIR de ontmoeting en kennisdeling stimuleren tussen de Rotterdamse ontwerpsector, de gemeente Rotterdam en het stadsbestuur. De leden van het platform vormen een afspiegeling van de in Rotterdam gevestigde en werkzame bureaus. Het platform komt minstens drie keer per jaar bijeen voor een open gedachtewisseling over de ruimtelijke opgaven voor Rotterdam. Hierbij zetten de deelnemers de architectuurnota op scherp in de vorm van een jaarlijkse actie-agenda. Het Platform Ruimtelijk Ontwerp wordt georganiseerd door AIR in samenwerking met de gemeente Rotterdam.

Werk jij als architect, stedenbouwkundige, landschapsarchitect, architectuurhistoricus of ontwikkelaar in en aan Rotterdam? En wil je graag bijdragen aan het Platform Ruimtelijk Ontwerp? Neem dan contact op met Tom Tomasowa via t.tomasowa@airrotterdam.eu

 

Dit was de eerste PRO-sessie van dit jaar. AIR heeft zojuist een overkoepelende publicatie afgerond die de belangrijkste inzichten van de drie sessies van vorig jaar bundelt. Lees het PRO-jaarverslag 2023 ‘2050 is nu’ hier.