Portret Esther door Lex Banning, portret Oana door Cornel Brad

29 maart 2021

In gesprek met juryvoorzitters Rotterdam Architectuurprijs over stad en architectuur

Catja Edens Leestijd: 13 minuten

De Rotterdam Architectuurprijs is nauw verbonden met de stad en haar architectuurbeleid. De vorige architectuurnota vormde zelfs de directe aanleiding om de prijs in 2010 in het leven te roepen. Bij de tiende prijsuitreiking in december 2019 werd de nieuwe architectuurnota gepresenteerd waarin de band tussen de Rotterdam Architectuurprijs en de stad verder wordt bestendigd.

De vijf programmalijnen van deze nota getuigen van aandacht voor de architectuur in brede zin, als leefomgeving en als publieke zaak. Ook wordt het belang van actief opdrachtgeverschap, een krachtige ontwerpsector en ruimte voor innovatie en experiment onderstreept.

Bij elke editie wordt aan de vakjury gevraagd ook in de breedte te reflecteren op ontwikkelingen in Rotterdam. Welk beeld dient zich vanuit de inzendingen aan, welke tendensen zijn er te onderscheiden, en waarvoor is misschien juist meer aandacht nodig? Catja Edens, hoofdredacteur Rotterdam Architectuurprijs, ging in gesprek met Esther Agricola, juryvoorzitter in 2019 en Oana Bogdan die dit jaar voorzitter is van de jury. Ze spraken over geschiedenis en toekomst, de grote uitdagingen van onze tijd, en de ziel van de stad.

De Rotterdam Architectuurprijs richt zich op nieuwe gebouwen maar ook op transformaties van oude gebouwen. Wat is de betekenis van historische architectuur voor onze steden volgens jullie?

Esther Agricola
De bestaande stad is zo ongelooflijk belangrijk. Die belichaamt ons verleden en raakt aan allerlei sociale en culturele dimensies. Het is van groot belang dat Rotterdam zich steeds meer profileert als monumentenstad. Dat was lang ondenkbaar omdat er zoveel naoorlogse architectuur is die noch als historisch, noch als bijzonder waardevol werd gezien. Maar nu zie je: Amsterdam heeft de zeventiende-eeuwse grachtengordel en Rotterdam heeft de twintigste-eeuwse Lijnbaan, ook een topmonument. Oude gebouwen bieden een fantastische rijkdom, ze dragen bij aan de identiteit van een stad. Je moet ze koesteren.

Oana Bogdan
Toen ik in 2016 interim-staatssecretaris van Cultuur kon worden in Roemenië, was dat een unieke kans om me daar in te zetten voor het behoud van architectonisch erfgoed. Zo hebben we een nieuwe wetgevende code voor cultureel erfgoed kunnen uitwerken. Ook hebben we er bijvoorbeeld voor gezorgd dat het bedreigde mijnstadje Roșia Montană een plek kreeg op de wachtlijst van UNESCO Werelderfgoed. Oude gebouwen zijn belangrijk omdat ze geschiedenis en cultuur vertegenwoordigen. Op het niveau van een stad zorgen oud en nieuwe gebouwen samen voor een mooie gelaagdheid.

Esther Agricola
Het is interessant om onszelf die vraag te stellen. Waarom vinden we die gelaagdheid nou zo mooi, waarom genieten we daar zo van? Ik geloof dat het te maken heeft met het feit dat gebouwen de stille getuigen zijn van onze geschiedenis, van de levens en de verhalen die zich vóór ons afspeelden. Ze getuigen van waar we vandaan komen, waaraan we schatplichtig zijn en op wiens schouders we staan. Soms kan dat ook gepaard gaan met schaamte en ongemak, maar dat hoort erbij. Gebouwen zijn getuigenissen van een maatschappij in al haar facetten.

Oana Bogdan
En daarnaast hebben oude gebouwen natuurlijk ook een belangrijke praktische waarde want we kunnen ze nog steeds goed gebruiken. In Brussel bijvoorbeeld, hebben we 6,5 miljoen vierkante meter leegstand. Als we daar slim mee omgaan, dan hoeven we niets meer bij te bouwen. Daarom zouden architecten ook veel beter moeten leren verbouwen. Als je bij zo’n ingreep de geschiedenis van een gebouw bewaart en nieuwe toevoegingen afleesbaar houdt, dan creëer je ook op het niveau van een gebouw een mooie gelaagdheid. En wie toch nieuwe gebouwen realiseert, moet – in de woorden van Bob van Reeth – intelligente ruïnes bouwen, gebouwen die wat betreft casco en huid minstens vierhonderd jaar mee kunnen.

We staan voor grote uitdagingen op het gebied van klimaat, duurzaamheid, groen en gezondheid. Dat zien we in Rotterdam en in andere steden. Welke bijdrage kan de architectuur leveren aan deze vraagstukken?

Esther Agricola
Bestuur en beleid zijn hierin heel belangrijk. In Nederland zie je dat we altijd alles overal willen doen. Er heerst hier een cultuur van verdelende rechtvaardigheid. Krijgt Utrecht een metro, dan heeft Eindhoven ook recht op een metro, komt er ergens een stuk snelweg bij, dan moet dat op een andere plek ook gebeuren. Krijgt díe stad een bedrijventerrein dan heeft dát dorp daar ook recht op. Die houding komt voort uit een schaarste aan grond, maar het creëert dus ook juist schaarste. Nu in Nederland de grenzen zijn bereikt, moeten we keuzes gaan maken. Groei kan niet langer vanzelfsprekend zijn. Het betekent dat je tegen dorpen zult moeten zeggen: hier mag die grote supermarkt of dat bedrijfsverzamelgebouw niet komen want deze regio hebben we nodig voor vergroening, het planten van bomen en de transitie van de landbouw. Het gesprek daarover voeren we nog niet goed genoeg op nationaal niveau.

Oana Bogdan
Zo’n integrale benadering doorvoeren op Europees niveau, dat is mijn droom. Het gaat om een holistische manier van kijken waarbij we beslissingen over de kwaliteit van leven die we wensen en de manier waarop we die willen realiseren, op Europees niveau gaan nemen. Dat is logisch want ecosystemen stoppen ook niet bij landsgrenzen. We hebben geen kleine plekjes en vlekjes groen nodig maar continue oppervlakten. Grond is schaars. Ik zou eigenlijk willen zeggen: grond is heilig.

Esther Agricola
In Nederland wordt nu gekeken naar het besparen en opwekken van energie op nationaal niveau. Maar als je zóveel windmolens hier neerzet en zóveel zonnepanelen daar, dan heb je het energieprobleem misschien wel opgelost, maar heb je tegelijk ook het landschap om zeep geholpen. Daar zie je dat ontwerp en techniek nog te ver uit elkaar liggen en dat duurzaamheid op dit moment andere waarden overruled. We moeten ervoor waken dat we het stedelijk beeld en de schoonheid van het landschap niet voorgoed aantasten in onze missie naar een klimaatneutrale samenleving. Dan gebeurt er net zoiets als wanneer je een gebouw uit de vijftiende eeuw gaat isoleren en er een lift inbouwt. Van de oorspronkelijke kwaliteiten blijft weinig over.

Oana Bogdan
Daarbij is het belangrijk om ons af te vragen wat comfort is en hoever je wilt gaan om het te bereiken. Is het ook voorstelbaar dat wij ons aanpassen aan onze gebouwen, in plaats van andersom? De sector van architectuur en bouwen zit vol met techniek en dat is waardevol. Maar techniek hoort hand in hand te gaan met ethiek. Het gaat in de architectuur om een morele opgave: wat willen we met de techniek bereiken en welk gedrag hoort daarbij? Daarbij is sustainability al lang geen kwestie meer waar je voor of tegen kunt zijn, het is een kwestie van leven en dood. Maar waar sustainability vanouds drie pijlers kent, social, environmental en economic, vind ik dat we een vierde moeten toevoegen: cultural. En dan heb ik het over cultuur als een breed begrip, cultuur als de manier waarop we de dingen doen.

Esther Agricola
We moeten ons realiseren dat het gaat om een ontwikkeling op een heel ander schaalniveau dan we gewend zijn. We kunnen dit niet oplossen met een reeks leuke projecten, het vraagt om een systemische planologische discussie.

”Het gaat in de architectuur om een morele opgave: wat willen we met de techniek bereiken en welk gedrag hoort daarbij?” – Oana Bogdan

 

Oana Bogdan
Precies, het klimaatvraagstuk vraagt op alle fronten tegelijk om verandering. Het gaat om een diepe systemische verandering waarvoor een transversale aanpak nodig is. Met een afzonderlijk ministerie voor klimaat of duurzaamheid gaat dat niet werken.

Hoe belangrijk is het architectonisch experiment in de ontwikkeling van onze steden?

Esther Agricola
Experimenteren betekent voor mij innovatie. Daarbij moeten we ons wel realiseren dat je aan een experimenteel gebouw vervolgens vijftig jaar vast zit. Daarom is de kennisinfrastructuur eromheen minstens zo belangrijk. In Nederland hadden we daarvoor van oudsher een fantastische infrastructuur met het NAi (nu Het Nieuwe Instituut), de lokale architectuurcentra, de tijdschriften, het Stimuleringsfonds,  de IABR, Kei, Nirov en Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), nu Platform 31. Het is de vraag of deze infrastructuur nog als zodanig werkt.

Voor mij is architectuur meer dan gebouwen ontwerpen, het  is een maatschappelijk vak en daar hoort een bepaalde verantwoordelijkheid bij. Wat voor stad zijn we aan het maken? Voor wie? Is dit wat we wilden? Dat reflecteren en leren van het verleden is minstens zo belangrijk als experimenteren met de blik op de toekomst.

Oana Bogdan
Rotterdam laat zien dat experimenteren loont. Daar zijn veel voorbeelden van te vinden, maar voor mij persoonlijk is de Kunsthal het belangrijkst. Ik weet nog dat ik in 1999 toen ik net uit Roemenië naar België was verhuisd, naar Rotterdam ging en het gebouw voor de eerste keer zag. Dat was zo’n sensatie. Neem alleen al de relatie van dit gebouw met de openbare ruimte. Ik kon er dwars door heen lopen en delen van de expositie zien zonder dat ik als uitwisselingsstudent een kaartje hoefde te kopen. Het was echt wow!

Ik denk ook dat er vooral experimenten nodig zijn voor de ruimte tussen gebouwen. Daar ligt een grote uitdaging voor ruimtelijk ontwerpers als doctors of space. Mensen hebben publiek toegankelijke ruimte nodig voor hun mentale gezondheid. Zeker in de huidige tijd met Covid komt aan het licht hoe belangrijk dat is. We moeten elk gebouw opvatten als een stuk stad dat een bijdrage levert aan het geheel.

Hoe kijken jullie aan tegen het krachtenveld tussen privaat en publiek?

Esther Agricola
Je kunt als marktpartij of particulier vooral een waardevolle bijdrage leveren als je een overheid hebt die heel goed weet wat ze wil en de juiste kaders stelt. Het publieke domein is kwetsbaar en weerloos, juist daarvoor moeten overheden zorg dragen. In een stad moeten mensen zich kunnen ontwikkelen en emanciperen, zich vrij kunnen voelen en zich kunnen ontspannen. Dat zijn de verantwoordelijkheden van een bestuur en openbare ruimte is daarin hele belangrijk.

Ontmoeting is een ontwerpopgave. Dat moet een stad weten en daarvoor moet budget worden uitgetrokken. Wat er tussen de gebouwen op het maaiveld gebeurt is essentieel. Je ziet dat Rotterdam nog altijd sterk gericht is op architectonische objecten, die balans zal nog verder moeten verschuiven.

Oana Bogdan
Wat doe je op de begane grond, waar is je entree en hoe ziet de relatie met de publieke ruimte eruit? Dat zijn belangrijke vragen. Je wil sociale cohesie en een fijn maaiveld zonder lelijke achterkanten. Maatwerk kan veel goeds opleveren. Zo wordt in Brussel gewerkt met wijkcontracten. Wat heeft een wijk nodig en waar kunnen we dat realiseren. Dat leidt tot interessante synergiën. Zo hebben we met ons bureau een crèche bovenop een sporthal gerealiseerd.

Esther Agricola
Dat vraagt om lokale kennis die je bijvoorbeeld met – tja, jargon – co-creatie en participatie kunt aanboren. Ik geloof heel erg in het werken met samengestelde groepen zodat je een breed beeld krijgt van een gebied. Hoe lopen routes, hoe bewegen mensen, hoe ervaren zij plekken? Dat is essentiële kennis die je hard nodig hebt bij het transformeren van de bestaande stad.

 

”In Rotterdam word ik telkens weer geraakt door de kwaliteit van de wederopbouwarchitectuur. Die is zo fragiel en sensitief, daar zit zoveel liefde in.” – Esther Agricola

 

Schuilt de ziel van een stad in de architectuur?

 Esther Agricola
De identiteit of de ziel van een stad is een essentieel gegeven, vind ik. De grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, zijn allemaal heel verschillend. Je voelt altijd meteen waar je bent. Dat zit hem in de breedte van de straten, de hoogte van de gebouwen, het straatprofiel. Het is moeilijk om daar precies de vinger op te leggen. Het heeft iets magisch.

Oana Bogdan
En je kunt dat niet los zien van de mensen want architectuur bepaalt in zekere zin hoe mensen zich gedragen en hoe ze bewegen. Sociale relaties worden mogelijk gemaakt door architectuur. De manier waarop mensen gebouwen gebruiken, dat zorgt voor identiteit.

Esther Agricola
Het proces van identificeren is minstens zo belangrijk als de identiteit zelf. Het gaat om de vraag hoe en waarom mensen zich identificeren met een plek .  Als dat proces niet plaats vindt, dan krijg je desoriëntatie, dan maak je geen deel uit van de gemeenschap. Architectuur is daarin heel belangrijk. Daar kunnen mensen zich aan hechten en van gaan houden. Architectuur kan een sfeer, een mentaliteit of een gemeenschap belichamen. In Rotterdam word ik telkens weer geraakt door de kwaliteit van de Wederopbouwarchitectuur. Die is zo fragiel en sensitief, daar zit zoveel liefde in.

Oana Bogdan
En als mensen zich met een stad en met een plek in die stad verbonden voelen, dan gaat het leven en maken mensen zich het eigen. De Witte de Withstraat is daarvan een heel goed voorbeeld. Je vindt er galeries, bars, een shoarmazaak, een bloemenwinkel en mensen staan op straat een praatje te maken. Dat is altijd een goed teken.

Over Esther Agricola

Esther Agricola was juryvoorzitter van de Rotterdam Architectuurprijs 2019. Zij werkte als directeur van KEI, kenniscentrum voor stedelijke vernieuwing, vervolgens als directeur  van het Bureau Monumenten & Archeologie van de Gemeente Amsterdam. Daarna werd zij directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening bij de gemeente Amsterdam en aansluitend directeur Ruimte en Duurzaamheid, een functie die zij tot 2020 vervulde. Daarnaast had zij zitting in vele besturen, jury’s en commissies. Zo was zij bestuurslid van AIR, lid van de Commissie architectuur, stedenbouw, monumenten en archeologie bij de Raad voor Cultuur en zat zij in de Raad van Toezicht van het Nederlands Architectuur instituut. Op dit moment is zij bestuurslid van de Stichting Rotterdam Maaskant, heeft zij zitting in de Raad van Advies van het Forum voor stedelijke vernieuwing, de Raad van Commissarissen van Vereniging Hendrick de Keyser en de Raad van Toezicht van de Oude Kerk Amsterdam. Agricola is sinds 2020 voorzitter van de Commissie Welstand en Monumenten Rotterdam.

Over Oana Bogdan

Oana Bogdan is juryvoorzitter van de Rotterdam Architectuurprijs 2021. Geboren en opgegroeid in Roemenië, kwam zij in 1999 met een Erasmusbeurs naar België. Daar studeerde ze architectuur aan de KU Leuven, waar ze later gastdocente werd. Oana Bogdan was lid van de jury van de Vlaamse Cultuurprijs in 2007, van de Beoordelingscommissie Architectuur en Vormgeving (Vlaamse Regering), van de Koninklijke Commissie Monumenten en Landschappen (Vlaamse Gemeenschap), en de Unesco expertencommissie voor de stad Brugge, Staatssecretaris voor Cultureel Erfgoed in Roemenië en medeoprichter van de Roemeense politieke partij PLUS (Renew Europe). Ze is lid van de raad van bestuur van A+ Architecture in Belgium, lid van de raad van IUA (The International Union of Architects), ambassadrice Wiki Women Design en Women in Architecture in Belgium. Samen met Leo van Broeck leidt zij het bureau BOGDAN & VAN BROECK dat verschillende prijzen in de wacht sleepte, zoals de Architectuur Biënnale Boekarest Prijs 2010 en de Brussels Horta Prize 2018.