23 juli 2020

Het Nieuwe Wonen: Formule 1 op de Lloyd pier

Justin Agyin Leestijd: 9 minuten

“De jongere generaties moeten boos zijn”, stelt Robert Winkel, architect en oprichter van Mei Architecten en NICE Developers. De aarde is namelijk gedompeld in een “wolk van ellende” en we kunnen niet langer doorgaan op de paden die we momenteel bewandelen. Vanuit de overtuiging dat het niet alleen anders moet, maar ook anders kan, presenteerde hij met onder andere de projecten Fenix I en SAWA zijn visie op ‘Het Nieuwe Wonen’.

Dit Nieuwe Wonen verwezenlijken is echter geen klare klus en vraagt expertise uit verschillende kennisdomeinen. Winkel had dan ook de experts Piet Vollaard, Atto Harsta, Annuska Pronkhorst en Wenda Doff uitgenodigd om dieper in gesprek te gaan over de thema’s biodiversiteit, circulariteit, gezondheid, cultuurhistorie en sociologie.

 

Formule 1

Volgens Robert Winkel is SAWA een formule 1-project. Een analogie met een CO­2 producerende motorsport is misschien vreemd voor een gebouw dat juist geoptimaliseerd wordt voor een schonere en betere toekomst, maar bij nader inzien is het niet eens zo een gekke vergelijking. Bij de ontwikkeling van formule 1-wagens, maar ook vliegtuigen bijvoorbeeld, wordt continu gewerkt aan proces- en materiaalinnovatie, dwars door alle schaalniveaus heen: van de aerodynamica van het geheel tot de sterkte van de kleinste schroefjes of de moleculaire samenstelling van de brandstof. Dit ambitieniveau heeft Winkel ook met het ontwerp van SAWA, een vijftig meter hoog woongebouw op de Lloydpier dat bijna volledig uit hout zal bestaan en circa honderd woningen zal bevatten.

Naast het innemen van een andere houding, vraagt dit ook veel nieuwe berekeningen en zaken die opnieuw uitgevonden moeten worden. “Het zal niet lukken om dit op elk vlak te doen, maar we kunnen niet in alles het beste jongetje van de klas zijn, daarvoor is het project te complex. We proberen zoveel mogelijk te ontdekken, uit te zoeken en te implementeren in het ontwerp”, aldus Winkel. Dit gaat dan ook niet alleen over de toegepaste materialen, maar ook over natuur inclusief-bouwen, het maken van gezonde woningen, voortbouwen op de bestaande stad en werken aan woonomgevingen waar een diverse groep mensen zich gezamenlijk thuis voelt.

Plant & Dier

 

 

Bij Het Nieuwe Wonen staat naast het woongenot van de mens ook het accommoderen van planten en dieren centraal. Op die manier kan de biodiversiteit van de stad bevorderd worden en is het mogelijk om ook op schaal van het gebouw hieraan bij te dragen. “Biodiversiteit is een voorwaarde voor een weerbaar ecosysteem,” volgens Piet Vollaard, coauteur van het boek Stadsnatuur maken en lid van het samenwerkingsverband De Natuurlijke Stad.

Nederland, maar Noordwest-Europa in het algemeen, is als een aaneengesloten stedelijk netwerk te beschouwen, waardoor het in zijn ogen van belang is dat er ook in steden actief gewerkt wordt aan biodiversiteit. “De groene vlekken tussen de steden met monoculturen van de akkerbouw zijn ecologische woestijnen, dus we hebben ook de stad nodig om de systemen in stand te houden.” Door de bestaande ecologische systemen te analyseren en goed te kijken naar verbindingen tussen de kleinere leefgebiedjes die in de stad al aanwezig zijn kunnen ook ruimtelijk ontwerpers hieraan bijdragen. Bovendien is het belangrijk dat een natuur inclusief gebouw aan takt op de bestaande ecologische structuren in de stad, want anders zal het nooit 100% gaan werken.

Vollaard stelt ook dat als je het natuurlijke systeem serieus wilt helpen er dan goed gekeken moet worden naar wat er in de directe context al is en wat daar aan toegevoegd zou kunnen worden: “Op de locatie van SAWA zitten bijvoorbeeld veel mussen die in het stenige gebied geen eten of plekken om te verblijven hebben. Dit kan bevorderd worden door nestkastjes in het gebouw op te nemen, of door specifieke beplanting te incorporeren in het ontwerp.”

Circulariteit & Gezondheid

 

 

Naast natuur inclusief-bouwen speelt ook biobased bouwen een belangrijke rol in Het Nieuwe Wonen, want “dit is de eeuw dat alles op gaat”, waarbij Winkel doelde op de niet hernieuwbare grondstoffen. Atto Harsta, innovatie consultant en strategisch adviseur circulariteit en biobased bouwen, stelt dat de bouwsector een enorme verantwoordelijkheid heeft en een grote bijdrage kan leveren aan deze dreigende materiaal schaarste, omdat 40% van alle grondstoffen naar de bouw toe gaan.

Bouwen met hernieuwbare biobased materialen is één van de manieren om aan deze problematiek te werken en is eigenlijk iets wat we als mensheid eeuwen lang gedaan hebben. “We werken pas kort met materialen als staal, glas en beton. Natuurlijke materialen moeten weer een belangrijk onderdeel worden van onze bouwtraditie,” zegt Harsta. Daarnaast zijn biobased-materialen als hout vaak lichter, waardoor ze ook minder stikstof en CO2 uitstoot veroorzaken tijdens het transport én het werken met biobased-materialen is ook beter voor de gezondheid, omdat ‘levende’ materialen als hout, vlas en hennep vocht blijven absorberen en afgeven.

Om het werken met biobased-materialen te bevorderen dient wetgeving in Nederland strenger te zijn en moeten het rijk en gemeentes harde eisen gaan stellen, meent Harsta. Dit kan bijvoorbeeld meer gestimuleerd worden door ongezonde producten en verbruikers meer te belasten. “Met dit mechanisme van true pricing werk je ook aan inclusive pricing omdat je deze producten dan voor iedereen betaalbaar kan maken.” Hierbij moet de overheid dus weer regie gaan nemen. Harsta noemde als voorbeeld het bouwbesluit dat zijn oorsprong vindt in de Gezondheidswet en de latere Woningwet als reactie op de deplorabele woonomstandigheden in steden begin vorige eeuw. “Corona heeft het belang hiervan nu weer expliciet gemaakt, we zijn ons nu even meer bewust van wat we inademen en (natuurlijke) ventilatie. Ik hoop dat het nu op de agenda staat en dat we er ook naar gaan leven.” 

Context & Historische gelaagdheid

 

 

Het leren van het verleden maakte Winkel expliciet met een kritische herlezing van het canonieke boek Ornament and Crime van de Weense architect Adolf Loos. Volgens Winkel zwoor Loos met dit boek, anders dan vaak wordt gedacht, ornamenten in de architectuur niet af, maar pleitte hij ervoor om materiaal te bewerken vanuit de logica van het materiaal zelf. Een gedachte die goed past in een circulaire en biobased mindset, maar ook van pas komt voor architecten om met ornamenten expressie te gegeven aan de identiteit en historische gelaagdheid van een plek. “Maar waarom is die historische gelaagdheid van de stad nou zo belangrijk?” vroeg Winkel aan Annuska Pronkhorst, architectuur historica en partner bij Crimson Historians and Urbanists. Volgens Pronkhorst is dit essentieel, “omdat het iets vertelt over de ontwikkeling van een plek en de stad zijn eigen karakter geeft.”

Anders dan bij projecten van Mei architecten als de Fenix I, Pakhuis St. Job of de transformatie van de Schiecentrale, wordt er bij grootschalige gebiedsontwikkelingen jammer genoeg vaak te makkelijk met de aanwezige cultuurhistorie omgegaan en worden lagen uit de tijd simpelweg weggevaagd. Dit omdat het beoogde programma niet altijd gemakkelijk in bestaande gebouwen en structuren passen en er daardoor dikwijls voor gekozen wordt om de bestaande lagen te vervangen voor iets nieuws. Pronkhorst vindt dit een zorgelijke ontwikkeling, omdat steden op die manier eenvormig worden. “Gemeentelijke en rijksmonumenten zijn bij wet geborgd, maar Post 65 architectuur, bijvoorbeeld, staat nog niet overal op de lijstjes. Deze uitgesproken architectuur uit jaren zeventig en tachtig verdwijnt nu echter in een rap tempo, omdat de gebouwen niet duurzaam zijn of omdat ze niet werken zoals we nu willen.”

Pronkhorst pleit voor een respectvolle omgang met de gebouwde omgeving waarbij vanaf het begin van het proces gekeken moet worden naar de essentiële waarden en kwaliteiten van een gebouw (ensemble) of gebied en dit vast te stellen. Daarna kan de architect in dialoog met een architectuurhistoricus om te kijken wat het gebouw toelaat.

De Mens

 

 

Tot slot is het ultieme doel van Het Nieuwe Wonen uiteraard om fijne woonomgevingen voor mensen te maken. “De omgeving van de mens is de medemens,” volgens wijlen Jules Deelder, maar “de mens is nogal complex, omdat mensen een eigen wil hebben,” aldus stadssociologe Wenda Doff. Architectuur lijkt een ‘af’ product, maar dat is het niet. Na oplevering komen er mensen in het gebouw wonen, werken, recreëren en eigenen mensen het toe. Dit toe-eigenen is volgens Doff essentieel en een wezenlijk onderdeel van je thuis voelen op een plek, wat een hele grote impact heeft op het geluksgevoel.

De ontwikkeling van een thuisgevoel is lastig te sturen, maar volgens Doff kunnen zowel ontwerpers als ontwikkelaars hier wel degelijk aan bijdragen door bijvoorbeeld zeggenschap en eigenaarschap te creëren. Belangrijke factoren in het bewerkstelligen van een thuisgevoel volgens Doff. Het betrekken van de buurt en het organiseren van een participatief proces waarbij de overheid, maar ook architecten en planners zich responsief opstellen en luisteren naar bewoners, helpen hierbij. “Dit kan best wel spannend zijn, want hiervoor moet je soms je traditionele rol achter je laten. Het is echter cruciaal om een gevoel van zeggenschap over het ontwerp en de inrichting van de woonomgeving te geven”, aldus Doff.

Het inbouwen van een zekere mate van voorspelbaarheid en herkenbaarheid helpt ook voor het stimuleren van het thuisgevoel. Doff: “Op een project komen vaak mensen af die dezelfde waarden delen en op basis van deze gedeelde waarden bouw je een community op. Op dat niveau kan je dus ook sturen op diversiteit en inclusiviteit.”

Conclusie

Het sturen op zachte sociale aspecten van het ontwerp als diversititeit en inclusiviteit of cultuurhistorie, maar ook harde materiële aspecten als natuur inclusief en biobased bouwen, houdt Robert Winkel in de hand door het project SAWA zelf met NICE Developers te ontwikkelen. Zo kan hij samen met zijn collega’s en medewerkers sturen op en controle houden over de uitgangspunten en waarden die centraal staan in het ontwerp, alsook een participatief proces inrichten met toekomstige bewoners en gebruikers van het gebouw. Op die manier werkt hij aan het realiseren van Het Nieuwe Wonen met SAWA als een prototype in ontwikkeling waarmee gewerkt wordt aan een voorbeeldstellend project. Winkel: “Het gaat om een gezonde businesscase, maar de shared values en onze verantwoordelijkheid als vormgevers van de gebouwde omgeving staan centraal.”