Foto: Justus van Effen

09 juli 2020

Privacy Script: de behoefte aan sociale interactie en privacy

Elsbeth Grievink Leestijd: 7 minuten

Bij het ontwerpen van wooncomplexen, moet meer aandacht uitgaan naar die plekken waar bewoners elkaar kunnen tegenkomen. Dat betogen Harmen van de Wal en Machiel van Dorst in hun boek Privacy Script. ‘De balans tussen de behoefte aan sociale interactie en privacy luistert nauw.’

People go where people are. Het is een veelgehoorde opvatting als het gaat over openbare ruimten of semi-openbare ruimten, in lijn met het gedachtengoed van Jane Jacobs. Maar Machiel van Dorst is het er maar half mee eens: ‘Het idee is dat we graag naar buiten gaan om mensen tegen te komen, die we in de beslotenheid van onze woning niet tegenkomen,’ zegt de omgevingstechnoloog, die gespecialiseerd is in omgevingsgedrag. ‘Maar de psychologische behoeftes van mensen zijn een stuk complexer: naast sociaal contact hebben we behoefte aan veiligheid. We willen controle hebben over de mate van interactie met anderen en de informatie die zij over ons verkrijgen. Ook willen we genoeg ruimte hebben om mensen te kunnen vermijden. Bijvoorbeeld als het niet veilig voelt of als onze pet niet staat naar contact. Het ene moment drinken we een glaasje wijn met onze buren op de stoep, het volgende moment hebben we daar helemaal geen zin in. Iedereen heeft behoefte aan personal space en ook iedereen kent een mate van territoriumdrift.’

Hoe de gebouwde omgeving die uiteenlopende behoeftes faciliteert, werd het onderwerp van een boek: Privacy Script. In dit boek, dat is ontworpen door Evelien van Vugt en een aparte kustredactie heeft van Esther Vonk, beschrijven Harmen van de Wal, Machiel van Dorst en Theresia Leuenberger de invloed van architectuur van woongebouwen op de interactie tussen bewoners. Iets waar, volgens de auteurs, veel meer aandacht voor zou moeten zijn.

‘Bij grondgebonden woningen is de collectieve verantwoordelijkheid in buurten vaak groot. Bovendien zijn er boa’s en wijkagenten die de omgeving veilig houden. Bij woongebouwen ligt dat anders. Zowel in luxe woontorens als in sociale woningbouwcomplexen is de sociale controle zo goed als afwezig . Dat komt doordat er veel   afzonderlijke ruimtes zijn tussen de voordeur en de straat waar geen woningen op uitkomen of op uitkijken. Denk aan galerijen, trappenhuizen en centrale lobby’s. De plekken waar je elkaar tegenkomt. Vaak zijn die ruimtes de sluitpost bij het ontwerp. De druk op de vierkante meters zorgt ervoor dat ze zo efficiënt mogelijk worden ingericht . Dat deze ruimtes een cruciale rol spelen in het sociale welzijn van bewoners, wordt nauwelijks meegenomen.’

In de Kampong

‘In 1991 verbleven Machiel en ik samen in Indonesië,’ vertelt Harmen van de Wal, architect en oprichter van Krill. ‘Een hoogleraar van de universiteit waar we een workshop organiseerden, raadde ons aan niet in een kampong te gaan wonen. ‘Daar heb je totaal geen privacy,’ zei hij. Dus wij naar zo’n Kampong! In zo’n Indonesische volksbuurt bleek het contact op straat even vanzelfsprekend als informeel. Wat was het aangenaam om ergens te wonen waar je heel makkelijk met iedereen in gesprek raakt, zonder het gevoel te hebben dat je de ander moet onderhouden of entertainen.’ Van Dorst: ‘Zo’n omgeving maakt contact mogelijk, maar dringt het niet aan je op. Anderzijds moest je daar niet denken dat je even alleen met een boek op een bankje kon gaan zitten, want dan kwam er onmiddellijk iemand met je kletsen. Dat zijn we in Nederland niet gewend.’

Cultuurverschillen maken nog weleens dat verschillende mensen dezelfde omgeving anders ‘lezen’. Zeker in multiculturele samenlevingen zorgt dat soms voor frictie. ‘Stel, je gaat naar buiten omdat je behoefte hebt aan een praatje, en iedereen in die buitenruimte, negeert je. Dat geeft een heel naar gevoel. Het omgekeerde komt ook voor: een overijverige buurt, die zóveel buurtbijeenkomsten organiseert, die je het gevoel geeft een outcast te zijn als je niet mee doet.’

Wat Van Dorst en Van de Wal maar willen zeggen: de problemen en oplossingen rondom communicatie en privacy zijn nogal complex.

In deze buurt groeten wij elkaar

Soms wordt van bovenaf opgelegd hoe je je ergens dient te gedragen. Van Dorst: ‘Dan hangt er een bordje op straat waarop staat: in deze buurt groeten wij elkaar. Dat moet je dan vooral meteen even gaan uitproberen, haha! Hier wordt iets geforceerd, wat de omgeving zelf niet uitstraalt. Dat is bij woongebouwen ook vaak het geval. Als de ruimtes niet leesbaar zijn, is het niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor onderhoud en wanneer je je op neutraal of gemeenschappelijk terrein begeeft. Dan krijg je al snel het lift-effect. Je kent het wel: je staat in de lift, een verdieping lager stapt er iemand anders in, je zegt niets tegen elkaar en zwijgt allebei tot je beneden bent. Je behandelt elkaar als een object. Dat is wat niet-leesbare ruimtes doen: ze creëren anonimiteit. En anonimiteit trekt criminaliteit aan.’

Leesbaarheid is dus een sleutelwoord, wat volgens de auteurs van Privacy Script inhoudt dat je direct aan de ruimte kunt afzien wat deze voor jou betekent. ‘Zodat je in een oogwenk weet waar je aan toe bent.’

Soms is er in wooncomplexen een beheerder, die ervoor zorgt dat galerijen en trappenhuizen schoon, heel en veilig blijven. ‘Bij de Bijlmerflats was dit ook het idee,’ zegt Van de Wal. ‘Maar daar zijn de beheerders wegbezuinigd. Doordat de tussenruimtes in de Bijlmerflats niet leesbaar waren, was het voor de bewoners niet duidelijk hoe ze met elkaar om konden gaan. Werd er hier sociale controle verwacht, of juist niet? De trappenhuizen waren niet te overzien en daardoor ideale schuilplaatsen voor wie zich aan het oog wilde onttrekken. Daarvan leer je: als de leesbaarheid er in een gebouw niet is, moet je iets aan eigenaarschap doen.’

Soms is de intentie goed, zoals bij het project Robin Hood Gardens in Londen. Dit sociale woningbouwcomplex kreeg zogenaamde woonstraten, die bedoeld waren om de sociale cohesie te stimuleren. Echter, de smalle trappen aan weerszijden van die woonstraten, zorgden ervoor dat mensen heel makkelijk uit het zicht konden verdwijnen. Het maakte Robin Hood Gardens een ideaal speelveld voor kwaadwillenden.

Soms gaat het op plekken, waar je dat niet per se verwacht, ineens heel goed. Zoals in de Gillisbuurt in Delft. ‘Rond een aantal flats waren continu problemen,’ vertelt Van de Wal. ‘De politie had er de handen vol aan. Bij een andere, nabijgelegen flat was niets aan de hand. Wat bleek? De flats waar het goed ging, hadden noodtrappenhuizen, die uitkwamen op een soort achtertuin, waardoor deze niet zo makkelijk toegankelijk waren. En het mooiste was: deze flat had een glazen lift. De bewoners mopperden steen en been dat de lift zo warm was, maar het werkte wel. Je kon precies zien wie er kwam en ging.’

Vitrages

Van de Wal en Van Dorst denken dat er een nieuw vocabulaire nodig is om het gesprek over dit onderwerp breder te voeren. Van Dorst: ‘Wat ik belangrijk vind is dat we ontwerpers leren om meer te focussen op het gebruik. Nu is het moment van oplevering vaak het hoogtepunt in de levenscyclus van een gebouw. Maar eigenlijk is het interessanter die gebouwen tien of twintig jaar ná oplevering te bekijken. Hebben alle bewoners tegen die tijd vitrages ophangen voor hun glazen gevels? Dan kunnen we daar iets van leren en het de volgende keer beter doen. Ik denk echt dat architectuuropleidingen hier veel meer aandacht aan moeten besteden!’

Van de Wal: ‘Als je als architect gevraagd wordt een woongebouw te ontwerpen, dan ontwerp je niet voor het individu, maar voor tal van gebruikers. Voor al die gebruikers, ongeacht leeftijd of afkomst, zou het gebouw leesbaar moeten zijn. Nu en over tien jaar. Op dit moment schieten we door in het collectiviteitsdenken: gezamenlijke fitnessruimten, gezamenlijke binnentuinen, gezamenlijke washokken. Die doelgroepenterreur moet stoppen, want de mensen binnen die doelgroepen veranderen. De bewoners die nu in een gebouw wonen, zitten over tien jaar in een andere levensfase, waar andere behoeftes bij horen. Je moet een scenario’s maken voor de tweede en derde generatie. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat je daar sociologisch onderzoek bij haalt. En dat je in gesprek gaat met de mensen die over het beheer gaan.’

Van Dorst: ‘In plaats van de tussenruimtes als sluitpost te zien, zou het ontwerpproces moeten beginnen met een privacy script. Als we ons ervan bewust worden dat die territorialiteit en controledrang gewoon primair gedrag is, waar we dus iets mee moeten, zijn we al een heel eind.’

Bekijk hieronder Harmen van de Wal ON AIR over Privacy Script: